vrijdag 5 april 2013

Gerijpt als een goede rode wijn


Niet voor niets stond het hele vaderlandse journaille, aangevuld met tal van Belgische collega’s, de voorbije maanden in de rij voor een interview met de aanvoerder van Ajax, de gangmaker ook achter het huidige succes. Het zou wel eens de laatste gelegenheid kunnen zijn, nu de kans aanzienlijk lijkt dat Jan Vertonghen na de zomer elders voetbalt, bij een andere club, in een grotere competitie. ,,Nederland is net als België puur een opleidingsland. Spelers die het allerhoogste niveau nastreven, moeten hier niet hun hele leven blijven zitten.''

TEKST • MAARTEN DEKKER

Jan Vertonghen besefte laatst ineens dat hij bijna de helft van zijn voetbalcarrière in Amsterdam heeft doorgebracht. Het zijn gedachtes die door zijn hoofd schieten, staande op een kruispunt in zijn carrière. ,,Na zes jaar bij mijn amateurclub, VK Tielrode, en nog vier jaar bij Germinal Beerschot is dit mijn negende seizoen bij Ajax,'' somt de Belgische verdediger op. ,,Wellicht ben ik inmiddels wel meer Amsterdammer dan Belg. Hier in deze stad ben ik volwassen geworden en heb ik mijn sociale leven opgebouwd. Alles speelt zich af in Amsterdam. Ik woon er, mijn vriendin komt hier vandaan, mijn vrienden, Ajax, noem het maar op. Ik weet niet beter meer.''
Als hij al terugkeert naar België, wat amper voorkomt, dan is het voor een verjaardag in de familie. Of voor interlands met de nationale ploeg. Heeft de Amsterdammer Vertonghen ergens het gevoel dat hij een uitwedstrijd speelt als hij met de Rode Duivels aantreedt in het Brusselse Koning Boudewijnstadion? ,,Dat voelt soms wel zo ja,'' glimlacht hij. ,,De mensen in België kennen mij eigenlijk ook een stuk minder goed dan jullie in Nederland. Komt natuurlijk ook doordat ze me niet hebben zien opgroeien in hun eigen competitie. Ik was toen al weg.''
Jan Bert Lieve Vertonghen, een rustig menneke van het Vlaamse platteland, verhuisde op zijn 16de naar Nederland, naar de ‘grote stad’ Amsterdam. ,,Ik was een bescheiden, beetje timide jongen, het type dat altijd eerst de kat uit de boom kijkt. Heel anders dan de stereotiepe grote bek die mensen met Amsterdam associëren. Natuurlijk ben ik sindsdien veranderd, maar dat komt denk ik vooral doordat je mensen leert kennen en mensen jou leren kennen en je je gaandeweg automatisch wat opener opstelt.''
Hij was misschien geen supertalent dat als tiener al zijn mannetje stond tussen de echte grote kerels, maar meer iemand die moest rijpen, als een stevige rode wijn die met de jaren steeds voller en beter wordt. Een beetje verdedigers eigen. Er was destijds dat curieuze doelpunt namens Jong Ajax, in een bekerwedstrijd tegen Cambuur, waarmee hij ongewild zijn eerste bekendheid verwierf. De Friezen speelden de bal buiten om een blessurebehandeling mogelijk te maken, Vertonghen wilde hem daarna volgens de ongeschreven regels retourneren, maar zijn ‘terugspeelbal’ op keeper Peter van der Vlag verdween zomaar in het doel. De volgende dag had iedereen het erover, in bedrijfskantines, op schoolpleinen, bij de benzinepomp.
Zesenhalf jaar later is de belofte van toen Ajax’ boegbeeld van nu. Jan Vertonghen staat in het licht van de schijnwerpers, als vaandeldrager van een team dat een opmerkelijke inhaalrace wederom ziet uitmonden in het kampioenschap, maar ook als gevolg van de uitmuntende vorm die hij de laatste maanden zelf etaleerde. En dan is er nog die vermeende belangstelling van grote buitenlandse clubs, de geruchten over een vertrek in de komende zomermaanden. Iedere journalist met Ajax in zijn portefeuille wilde er de voorbije weken het zijne van weten: bij de persafdeling van de club stapelden de aanvragen voor een interview zich op.

ATYPISCHE VOETBALLER
Maar Vertonghen kan desgewenst nog altijd terugstappen in de relatieve anonimiteit, zo beaamt hij. Hij geldt als een ietwat atypische voetballer, een jongeman die nog wel eens een boek leest, die graag een pubquizje mag spelen en die met zijn vriendin Sophie theatervoorstellingen bezoekt. Daar, in dat culturele wereldje, weet bijna niemand wie hij is, want voetbal is er geen item. Heerlijk, in elk geval op zijn tijd. ,,Je zult mij niet horen zeggen dat die wereld mooier of beter is dan de voetbalwereld, maar het ik vind het persoonlijk wel prettig om af en toe over andere dingen te kunnen praten en andere gezichten tegen te komen.''
Zijn persoonlijke ontwikkeling loopt synchroon met de evolutie die hij als voetballer doormaakte. ,,Toen ik hier net kwam kijken in de jeugdopleiding, was ik ook in mijn spel rustig en bescheiden, afwachtend zelfs. Maar ik kan tijdens een wedstrijd ook heel emotioneel zijn, anders dan buiten het veld. Dat driftige heb ik als voetballer altijd gehad en ik probeer het wel in te tomen, maar het zal wel nooit helemaal weggaan. Maar dat hoeft ook niet. Als je gaandeweg maar ontdekt dat het soms nuttiger is om de rust te bewaren. Ik denk dat ik me ook in dat opzicht goed ontwikkeld heb, wat samenhangt met de ervaring die je opdoet en het zelfvertrouwen dat je daarmee opbouwt. Dat zelfvertrouwen probeer ik ook uit te stralen. Sommige mensen verwarren dat wel eens met arrogantie, maar zo is het echt niet bedoeld.''
Het was roerig als nooit tevoren, dit voor Vertonghen mogelijk laatste seizoen bij Ajax. Rode draad daarin was de door Johan Cruijff ontketende Fluwelen Revolutie, die enerzijds voor een voortdurende stroom aan publiciteit en onrust rond club zorgde, maar daarmee ook de aandacht afleidde van de sportieve problemen waarmee het eerste elftal lange tijd worstelde. ,,Veel van wat er gebeurd en gezegd is, was in principe voor niemand goed. Maar het had gek genoeg ook een positieve kant. Door al het rumoer in de kranten en onder de supporters zijn wij als eerste elftal wel een beetje buiten schot gebleven. Ook in de periode dat het gewoon heel slecht ging. Normaal kan de trainer of de spelersgroep dan wel eens onder vuur komen te liggen, maar omdat iedereen focuste op andere dingen hebben wij in relatieve rust aan een ommekeer kunnen werken.''


Dat het er halverwege de competitie allerminst naar uitzag dat Ajax zijn titel zou prolongeren, verklaart Vertonghen vooral vanuit de waslijst aan blessures die de selectie van Frank de Boer in die periode trof en het ontbreken van automatismen in het steeds van samenstelling wisselende elftal. ,,Het is een feit dat we een tijdlang heel erg zoekende zijn geweest. We misten meerdere jongens die normaal basisspeler zouden zijn geweest en met de overgebleven poppetjes was het puzzelen wie het beste op welke plek kon staan. Het leek soms wel alsof wij in het veld op zoek waren naar een eigen identiteit.''
In de herinnering en de beleving van Vertonghen was het omslagpunt de met 0-2 gewonnen uitwedstrijd tegen NAC halverwege februari, de eerste in wat een lange reeks van overwinningen zou worden. Was die zege in Breda er nog vooral eentje op strijd en karakter, geleidelijk hervonden de Amsterdammers ook de bravoure in hun spel. Winnen van Manchester United op Old Trafford was daarbij een heilzaam medicijn. ,,Het cruciale element is de druk die we zetten bij balverlies,'' analyseert Vertonghen. ,,Als we de bal kwijtraken, jagen we de tegenstander vrijwel meteen op om hem weer terug te veroveren. Dat klinkt simpel, maar het eist heel veel van ons. Je moet met z’n allen geloven in deze strijdwijze, anders is het niet op te brengen en is het gedoemd te mislukken.''
Hij spreekt lovend over zijn trainer en diens standvastigheid, ook in mindere tijden. ,,Frank de Boer werkt volgens de visie van Ajax en is daar nooit van afgestapt, ook niet toen we het moeilijk hadden. Het heeft veel geduld gevergd om die speelwijze er in te krijgen; met dat druk zetten bij balverlies, snel omschakelen bij balbezit, het positiespel dat daarbij hoort. Dat komt er nu allemaal uit en daar mogen we De Boer dankbaar voor zijn.''
Nu het elftal soepel over de velden marcheert, durft de kapitein ook zijn handelsmerk weer te etaleren. Met enige regelmaat krijgt Vertonghen het publiek in de ArenA op de banken, als hij een voor hem zo kenmerkende rush inzet. Met de bal aan de voet rukt hij dan op, met grote passen, vanaf het eigen strafschopgebied, slalommend door de vijandelijke linies, soms tot ver op de andere helft. ,,Uit de tijd dat ik nog op het middenveld speelde, weet ik dat ik een tegenstander kan uitspelen en dat ik het vermogen heb om bij het doel van de tegenstander te komen. Die rushes zijn heel natuurlijk ontstaan, eigenlijk vanaf het moment dat Martin Jol mij vast op ‘nummer 4’ posteerde. Sindsdien doe ik het steeds vaker, maar alleen als de situatie er om vraagt. Zoiets mag geen doel op zich worden. In een sterkere competitie zal het ook lastiger zijn om zo’n rush te maken. Vroeger zag je het Lucio nog wel eens doen, maar verder schiet me niemand te binnen.''
Ruim een week geleden werd hij 25 jaar. Los van die leeftijd maakt zijn rijpheid als persoon en als sporter dat Vertonghen open staat voor een nieuwe episode in zijn carrière, in een ander land, bij een andere club, in een andere stad, een andere omgeving. ,,Je moet gaan als je zelf voelt dat je er klaar voor bent,'' zegt hij. ,,Of dat nu op je 21ste of op je 25ste is. Leeftijd is geen issue. Ik voel me er als voetballer nu klaar voor.''

NEYMAR
Hoezeer supporters van Ajax een eventueel vertrek van hun aanvoerder ook zullen betreuren, ze zullen ook inzien dat het een wetmatigheid is dat de eredivisie zijn sterkste spelers jaarlijks ziet uitvliegen naar grotere, meer prestigieuze competities. ,,Dat is de realiteit,'' zegt Vertonghen. ,,Nederland brengt fantastische voetballers voort, de beste van de wereld. Maar het land is eenvoudigweg te klein om te kunnen concurreren met Duitsland, Engeland, Spanje, Italië. Daar gaat zo veel meer geld om. En uiteindelijk is geld kwaliteit en omgekeerd. Ajax zou waarschijnlijk ook wel een speler als Neymar willen halen. Maar het is simpel: zo zit de wereld niet in elkaar. Nederland is net als België puur een opleidingsland. Spelers die het allerhoogste niveau nastreven, moeten hier niet hun hele leven blijven zitten.''
Niettemin is de eredivisie een strijdperk om te koesteren, meent Vertonghen. ,,Ik houd echt van die competitie. Van de manier waarop er gevoetbald wordt, van de ambiance in de stadions, van de infrastructuur.''
De Belg is dankbaar dat hij er deel van uitmaakt, al is dat wellicht binnen afzienbare tijd passé. ,,Ik heb prachtige dingen meegemaakt bij Ajax, met het kampioenschap van vorig seizoen uiteraard als hoogtepunt. Zo’n climax maak je waarschijnlijk nooit meer mee. Het hele seizoen in de achtervolging op Twente en ze dan op de laatste speeldag inhalen. De sfeer in het stadion, uitzinnig publiek, dat maakte het plaatje compleet. Iedereen die daar bij was, vergeet dat nooit meer.''

(Publicatiedatum: 2 mei 2012)

Eindelijk fit, en ontzettend gretig



Een vermoeidheidsbreuk in zijn rechterenkel verpestte het debuutjaar van Kolbeinn Sigthórsson bij Ajax. Dan maar dit seizoen, had de IJslander zich voorgenomen toen de bal in augustus weer begon te rollen. Welgeteld één competitiewedstrijd speelde hij, tegen zijn oude club AZ, toen nieuw blessureleed zijn wereld tijdelijk deed instorten. Nu is hij terug, klaar om mee te strijden op de drie fronten waarop Ajax nog actief is. ,,De enige manier om die lijdensweg de moeite waard te laten zijn is nu alles te geven als ik op het veld sta. En er tegelijk intens van te genieten."

TEKST MAARTEN DEKKER

Het was misschien maar een kwartiertje, in een bekerpotje dat al grotendeels van zijn spanning beroofd was, maar die laatste vijftien minuten van Vitesse-Ajax (0-4) waren voor Kolbeinn Sigthórsson meer dan voldoende om zijn punt te maken. De IJslandse spits is fit en gretig. Eindelijk fit. En ontzettend gretig. Zo’n beetje zijn eerste actie in het troosteloze stadionnetje in Emmen was die avond al direct alleszeggend: een sprintje in de diepte, listig voor de verkeerd opgestelde en te laat ingrijpende Patrick van Aanholt langs kruisen en hop: dankbaar naar het natte gras. Om ook direct weer op te staan en de bal te omhelzen, als een kostbaar kleinood dat hij nooit meer uit handen zou geven. Sigthórsson moest en zou die strafschop nemen, als genoegdoening voor alle leed en tegenslag waarmee hij had afgerekend. Maar het mocht niet. Terugkijkend maakte dat niet eens zo veel uit, zoals het ook geen hoofdzaak was dat Sigthórsson de door Lasse Schöne gemiste penalty in de rebound alsnog tot doelpunt promoveerde en ook de vierde Amsterdamse treffer voor zijn rekening nam: hij had zijn punt al lang gemaakt.
Eindelijk fit, dat is hij. Bijna twee jaar sinds hij de overstap maakte van AZ naar Ajax kan Kolbeinn Sigthórsson niet anders dan teleurgesteld zijn over wat hij zijn club tot dusver heeft kunnen brengen. Zijn entree in de zomer van 2011 was nog alleszins hoopgevend. Tot hij zich begin oktober van dat jaar moest laten wisselen in een wedstrijd tegen FC Groningen. De diagnose? Een stressfractuur in zijn rechterenkel, een zogeheten vermoeidheidsbreuk. Pas aan het einde van het seizoen, toen Ajax als een soepel marcherende machine zijn tweede successievelijke landstitel ophaalde, kon Sigthórsson nog wat speeltijd meepikken.
Zijn ambities bij de start van dit seizoen waren er des te groter op, en de klap dus des te harder toen het noodlot andermaal om de hoek kwam kijken. Dit moest zijn jaar worden, een jaar waarin het Amsterdamse publiek eindelijk de ware Kolbeinn zou zien en waarin hij een belangrijke rol in een nieuw kampioenschap zou spelen. Maar de IJslander maakte alleen de eerste competitiewedstrijd (2-2 tegen zijn oude club AZ, waarin hij met een late gelijkmaker een punt redde) mee. Daarna beschadigde hij zijn linkerschouder tijdens een sessie in het krachthonk, waarna niets anders restte dan een operatie en een nieuwe, maandenlange herstelperiode. Zo moeilijk als hij het er toen mee had, zo summier praat hij er nu over. Bij voorkeur helemaal niet.
Het is niet te zeggen waar de 22-jarige spits had gestaan in zijn ontwikkeling zonder dat vuistdikke medische dossier. Allicht zou hij een nog betere en sterkere speler zijn dan hij nu is, maar gek genoeg voelt Sigthórsson zich ook na anderhalf jaar hoofdzakelijk revalideren en trainen toch een verbeterde versie van de aanvaller die twee jaar terug van AZ naar Ajax kwam. ,,Uiteraard leer je het meeste van wedstrijden spelen en dat zijn ook de momenten waarop je als team naar een hoger niveau kunt groeien. Als er wisselwerking ontstaat. Daar pluk je als individuele speler ook de vruchten van. Maar dat ik lange tijd geen wedstrijden heb gespeeld, wil niet zeggen dat ik in die periode niets geleerd heb. Door veel te kijken naar voetbal en erover te praten word je ook wijzer, vooral tactisch. Ik ben nu een slimmere speler dan toen ik binnenkwam, dat weet ik zeker."

VERSLINGERD AAN DE BAL
Anderhalf jaar terug spraken we elkaar ook al eens. Omdat kort daarna de enkel begon tegen te sputteren, kwam het er nooit meer van om dat interview te publiceren. Kolbeinn Sigthórsson vertelde destijds over Reykjavik, de hoofdstad van IJsland, waar hij opgroeide. ,,Ik heb drie broers en vier zussen. Dat is een heel grote gezin, zeker voor IJslandse begrippen. Zodra ik kon rennen, was ik verslingerd aan voetballen. Het werd ook aangemoedigd vanuit mijn familie. Ze wisten dat ze geen omkijken naar mij hadden, zodra ze me een bal gaven. Dan kon ik uren bezig zijn.''
Hij is de jongste van de vier Sigthór-zonen. Allemaal voetballen ze, of hebben ze dat gedaan. De oudste van het stel, de nu 35-jarige Andri, was ook spits. Van zijn zeventiende tot zijn twintigste speelde hij bij Bayern München. Kolbeinn: ,,Het eerste heeft hij nooit gehaald. Hij speelde met de reserves, op amateurniveau. Later heeft hij nog in Oostenrijk en in Noorwegen gezeten, bij Salzburg en Molde.'' Een zware knieblessure betekende het een einde van Andri’s carrière, waarin hij ook nog zeven interlands speelde.
Zijn jongere broertje is dat aantal inmiddels al ruim gepasseerd. Hij legt uit dat je als IJslandse jongen eigenlijk maar twee opties hebt: voetballen of handballen. ,,Handbal is een echt een grote sport bij ons. Pas de laatste jaren is het echt voorbijgestreefd door het voetbal. Dat heeft meer internationale exposure.''
En het heeft ook te maken met de goede, nieuwe lichting spelers die op hun eigen, bescheiden wijze furore maken op het Europese vasteland. ,,Van de oude garde in het nationale team zijn eigenlijk alleen nog Eidur Gudjohnsen en oud-AZ-speler Gretar Steinsson over. De overgrote meerderheid is ongeveer mijn leeftijd, begin twintig. Die nieuwe generatie heeft het overgenomen.''
De beste voetballers van het eiland zoeken onvermijdelijk en op prille leeftijd hun heil overzees, vertelt Sigthórsson. ,,Clubvoetbal in IJsland stelt niet veel voor. De beste teams zouden hier misschien mee kunnen komen in de Jupiler League, maar dat is het dan ook wel.'' De introductie van kunstgras heeft al veel geholpen. Door de lange, strenge winters op IJsland wordt de competitie ’s zomers afgewerkt. Het is nog niet zo lang geleden dat dat hoofdzakelijk gebeurde op zanderige vlaktes vol met stenen. ,,De bal sprong alle kanten op,'' herinnert Sigthórsson zich. ,,Zo vormde je wel een sterk karakter, maar je werd er zeker geen goede voetballer van. De laatste jaren is er gelukkig veel verbeterd in de faciliteiten. Er staan nu ook een paar grote hallen, een beetje vergelijkbaar met de ballonhal hier op de Toekomst.''
Zelf was hij 16 jaar toen hij de oversteek waagde. ,,Ja, dat is best jong. Maar als je als IJslandse jongen echt iets wilt bereiken in het voetbal, moet je zo snel mogelijk naar een goede competitie, zoals hier in Nederland. Thuisblijven is geen alternatief. Daarnaast is het zo dat je in die jaren voor je twintigste het makkelijkste leert. Je bent ergens nog een kind en pikt dingen sneller op dan wanneer je al wat ouder bent. Zoals het ook met lesstof op school werkt.''
Hij weet nog goed hoe hij voor het eerst bij AZ kwam, hopend om die club tijdens een trainingsstage te overtuigen van zijn kunnen. ,,Maar het was midden in de winter. Hier in Nederland kon op dat moment prima gevoetbald worden, maar in IJsland lag alles stil. En ik had dus ook al een poosje geen wedstrijden gespeeld, alleen maar een beetje voor mezelf op die stenen vlaktes getraind. Ik kwam dus bepaald niet in topvorm naar AZ toe. Na die stage zeiden ze dat ze wel mijn potentieel zagen en dat ze me zouden blijven volgen. Dat is ook gebeurd. Een half jaar later, toen ik een paar goede wedstrijden had gespeeld met de nationale jeugdploeg, wilden ze me alsnog hebben.''

Zijn zus kwam mee naar Nederland, om hem in de eerste paar maanden alle dingen bij te brengen die komen kijken bij een leven op eigen benen. ,,Daarna stond ik er alleen voor, maar dat heb ik nooit erg gevonden,'' zegt Sigthorsson. ,,Je hoort soms verhalen van jongens die de verantwoordelijkheid niet aankunnen en gekke dingen gaan doen als ze zelf de regie over hun leven krijgen. Maar ik ben ervan overtuigd dat dat ook in je karakter moet zitten. Voor mij is het nooit een probleem geweest. Ik zag vooral een groot voordeel aan alleen wonen: dat ik me volledig op het voetballen kon concentreren, zonder afleiding van anderen. Daarvoor was ik hier tenslotte ook gekomen, om te slagen, om beter te worden.''
Soms was het een eenzaam bestaan, erkent hij, maar dramatisch moeten we er zeker niet over doen. ,,Het scheelde dat er ook andere IJslanders bij AZ waren. Johann Berg Gudmundsson, die er nu nog steeds speelt. En in mijn eerste jaar stond Joey Gudjonsson er ook nog onder contract. Hij is een van mijn beste jeugdvrienden, het was puur toeval dat we elkaar hier weer tegenkwamen. Hij heeft dat seizoen amper wedstrijden gespeeld, maar het was voor mij wel fijn dat hij er was.''
Toen hij zijn eerste contract tekende in Alkmaar was Sigthórsson amper 17 jaar, maar van rustig instromen was geen sprake. De aanvaller sloot direct aan bij de selectie van toenmalig AZ-trainer Louis van Gaal.

BLESSURELEED
Voor hij goed en wel aan dat niveau had kunnen wennen, ging het mis. ,,In die periode is mijn schouder een keer uit de kom geraakt en later brak ik mijn enkel,'' somt hij op, uiterlijk onaangedaan. ,,Twee jaar lang heb ik eigenlijk niets kunnen doen, nauwelijks kunnen tonen wat ik in mijn mars had. Toen ik eenmaal echt fit was, ging het ook meteen lopen. Ik speelde dat seizoen 32 wedstrijden in de eredivisie, maakte vijftien goals. Eigenlijk vanuit het niets.'' Hoogtepunt was zonder meer de thuiswedstrijd tegen VVV, waarin de jonge IJslander vijf keer scoorde. ,,Zoiets gebeurt je in je hele carrière misschien maar één keer. Direct na die wedstrijd besefte ik dat al.''
Zijn successeizoen leverde hem belangstelling op uit alle windstreken, maar voor Sigthórsson stond al vrij snel vast dat zijn volgende bestemming Amsterdam zou zijn. ,,Ajax is een club waar je als klein jongetje in het buitenland van droomt. Ik keek altijd al graag naar het voetbal dat ze speelden. Voeg daarbij dat ze net kampioen waren geworden en dus de Champions League in gingen en de keuze was echt niet moeilijk voor mij.''
Het voelde ook als een natuurlijke stap, een logisch vervolg in het land waar hij zich juist begon thuis te voelen. Ontzettend gretig is hij. Ajax’ nummer 9 voelt enerzijds de drang om zich eindelijk te bewijzen tegenover de mensen die hem twee zomers terug zo graag naar Amsterdam zagen komen, maar sinds zijn komst nog veel te weinig van zijn kwaliteiten hebben kunnen genieten.
Maar bovenal beloont Sigthórsson zichzelf ermee, voor al die maanden harde arbeid, die vaak monotone en soms deprimerende herstelwerkzaamheden aan zijn lichaam. ,,De enige manier om die lijdensweg de moeite waard te laten zijn is nu alles te geven als ik op het veld sta. En er tegelijk intens van te genieten. Vanavond tegen Steaua kijk ik ernaar uit om weer voor eigen publiek te spelen. Ik zal nooit vergeten hoe dat vorig jaar was, toen ik als reserve ging warmlopen tijdens de wedstrijd tegen Heracles. De hele Arena juichte me toe. Ik heb me zelden zo goed gevoeld als die middag.''

(Publicatiedatum: 14 februari 2013)

maandag 18 oktober 2010

'Magiek ereven lanks?'


Soms is het bijna helemaal stil, buiten het zoemen van de computers en het zachte gemompel van een cursist die voor zichzelf een woordenreeks opleest. Een ochtend taalles aan de Postjesweg. ,,Magiek ereven lanks?’’

Zo veelkleurig als de A4’tjes die aan de muren van het lokaal hangen, zo gevarieerd zijn ook de mensen die er deze vroege vrijdagmorgen naar binnen stappen. Een stel Marokkaanse dames met hoofddoek, een Afrikaan die zijn lange dreadlocks in een fleurige Bob Marley-muts heeft gedrapeerd, een Hindoestaanse man in een sierlijk, donker gewaad, een jonge Chinese die juist onopvallende, westerse kleding verkiest: ze vormen samen een bont gezelschap.
De les van NT2-docente Hadewijch Kapteijn begint officieel om negen uur, maar ze weet uit ervaring dat er tot half tien cursisten blijven binnendruppelen. ‘‘Het is hier een beetje de zoete inval’’, zegt ze met een glimlach. Enerzijds zou ze dat natuurlijk graag anders zien, maar Kapteijn kent ook de achtergronden. ‘‘Je hebt te maken met moeders die hun kinderen eerst nog naar school moeten brengen. Een ander gaat straks juist eerder weg, om op tijd in de moskee te zijn. Deze mensen hebben nu eenmaal allemaal een leven met allerlei verplichtingen die daarbij horen. Daar moeten ze hun taallessen mee zien te combineren.’’
Op al die fleurige velletjes aan de wanden van het lokaal staan korte, Nederlandse woorden afgebeeld. Een beetje zoals het aloude aap-noot-mies, maar in dit geval vormt iedere kleur een min of meer logische reeks: bel, les, boek, uur en week. Of: oog, rug, been, nek, kin, haar. En voor de wat verder gevorderde cursisten is er de lichtblauwe serie: centrum, vliegtuig, reis, trein, paspoort, grens.
Dat het niveau binnen haar groepen soms flink uiteenloopt, is volgens Kapteijn een onvermijdelijk gevolg van de huidige insteek van het onderwijs – plus het feit dat de laatste maanden beduidend meer mensen instromen dan voorheen. ‘‘Iedereen die hier binnenkomt, belandt eerst in een grote vergaarbak. Er zijn mensen die je moet uitleggen wat een schrift is, terwijl anderen al vrij moeiteloos een heel gesprek met je voeren en alle vragen kunnen beantwoorden die je ze stelt.’’


De eerste anderhalf uur staan vandaag in het teken van lezen, schrijven en luisteren. Dat laatste gebeurt op de computers die langs de wanden van het lokaal staan opgesteld. Koptelefoons zorgen ervoor dat de andere cursisten geen last hebben van de luistertoetsen die er worden afgespeeld. Verder heeft iedereen een eigen werkboek tot zijn beschikking, waarin stapsgewijs en afwisselend lezen en schrijven aan de orde komen. Soms is het bijna helemaal stil, buiten het zoemen van de computers en het zachte gemompel van een cursist die voor zichzelf een woordenreeks opleest.
Terwijl Kapteijn rondloopt en iedereen de aandacht probeert te geven die hij of zij nodig heeft, heeft haar collega Olga zich over een Chinese man ontfermd. Hij mag zich deze ochtend verheugen op ruim een uur persoonlijke aandacht. ‘‘Nee, het is niet ‘ikke sterk’. ‘Ik BEN sterk’. En je moet ook niet zeggen ‘ikke geld’, maar ‘ik HEB geld’.’’ En even later: ,,Koos lust geen vis. Koos zegt: vis is vies.’’
Kapteijn bekijkt intussen het dictee dat is ingevuld door een man uit Sierra Leone. Hij blijkt meer antwoorden fout dan goed te hebben en dus moet hij het volgende week nog eens proberen. De docente noteert het op zijn studiekaart. Iedereen heeft zo’n ‘paspoort’, waarop de individuele progressie van cursisten wordt bijgehouden.
De Chinese man verkeert vandaag in een luxepositie, want terwijl hij persoonlijke begeleiding krijgt, wachten zijn twaalf klasgenoten soms minutenlang met smekende ogen op de hulp van Kapteijn. Ze benadrukt een paar hardop dat ze niet iedereen tegelijk ter wille kan zijn. ‘‘Je zult even geduld moeten hebben’’, zegt ze tegen Sulejman, die om kwart over negen de les binnenwandelt en meteen alle aandacht opeist. ‘‘Ik ga eerst de anderen helpen en daarna ben jij pas aan de beurt.’’
Later neemt ze het op voor de jongen. ‘‘Hij is altijd nadrukkelijk aanwezig, letterlijk en figuurlijk. Ik snap dat hij kan overkomen als een bron van onrust, maar in werkelijkheid is Sulejman een van de meest ambitieuze cursisten die ik ken. Hij zit hier elke dag in de studieruimte voor zichzelf te werken, ook als er geen lessen zijn.
Na de pauze worden Kapteijns woorden bevestigd tijdens de spraakles. De klas is nu deels gevuld met nieuwe gezichten, maar ook Sulejman heeft weer plaatsgenomen. Hij zet zijn beste beentje voor en lijkt de stof ook makkelijker op te pikken dan de meeste anderen. Niet zo vreemd ook, want sommigen zijn er vandaag voor het eerst bij. Ze beginnen met een sessie klokkijken, waarna een paar praktische situaties worden nagebootst. Kapteijn gaat bijvoorbeeld pontificaal voor de uitgang van het lokaal zitten en een van de cursisten moet haar vriendelijk vragen of hij mag passeren. ,,Mag ik er even langs?’’
Het zinnetje wordt uitentreuren herhaald, als een soort mantra – ‘magiek ereven lanks – magiek ereven lanks – magiek ereven lanks’ totdat iedereen het min of meer vloeiend kan uitspreken. Straks in de tram op weg naar huis kan het al meteen van pas komen.

maandag 11 oktober 2010

Het bier is op en Kickers verliest


LEIMUIDEN - De horizon gaat schuil achter een grauw deken van onophoudelijk vallend regenwater. Een windvlaag blaast een confetti van gele en bruine herfstbladeren het veld op. Welkom bij Kickers - UVS, voetballen in de polder.

Een uur voor de aftrap, als de hemel zich nog niet heeft geopend, is er voor de kantine van Kickers '69 een amicaal weerzien tussen een groepje UVS'ers en Walter de Kievit. Die laatste was ooit de spits van de blauw-witten, toen die nog in de hoofdklasse voetbalden. Nu komt hij opgefrist onder de douche vandaan, na een potje tussen Kickers 4 en Docos 4. ,,In mijn tijd speelden we hier hoogstens een keer een oefenwedstrijdje’’, zegt De Kievit grijnzend. Zijn tijd, dat is nog maar vijf jaar terug.
In de actualiteit gaat UVS iedere twee weken op visite in de polder, bij gemoedelijke dorpsclubjes die presteren en recreëren proberen te combineren. Kickers ’69 is daar een schoolvoorbeeld van. De derde klasse is zo'n beetje de natuurlijke habitat van de vereniging uit Leimuiden, waar men zich net zo druk kan maken om het feit dat de biertank leeg is als om de verrichtingen van het eerste elftal.
Er is de voorbije dagen volop nagepraat bij Kickers, dat een week geleden de inhaalwedstrijd tegen ONA dacht te winnen. Maar het doelpunt van Dion van der Meer werd niet toegekend, omdat de bal via een gat in het zijnet naast het doel belandde. Twee spelers van de thuisploeg protesteerden zo hevig tegen die beslissing, dat ze met rood mochten vertrekken: Thijs van der Hoorn en topscorer Ronnie Mollers. Trainer Jan Wouters, die geheel tegen de tijdgeest in met een shaggie in de mond langs het veld staat, kan die twee zondaars dus niet opstellen tegen UVS, de aanstaande kampioen. Hetzelfde geldt voor een handvol geblesseerden, waaronder doelman Melvin Angenent, die tijdens de warming-up aangeeft dat hij niet kan spelen. In Richard van der Meer krijgt hij een niet onverdienstelijke vervanger.
De meeste aanwezigen aan de Beukenlaan kiezen er om de wedstrijd tussen Kickers en de gevallen Leidse grootmacht vanuit het clubhuis te bekijken. Daar is Eredivisie Live te volgen op een groot scherm en is het droog, vooral droog. Langs de lijn zijn de toeschouwers eenvoudig te tellen aan de hand van het aantal opgestoken paraplu's. Voor nu is dat de beste bescherming, in afwachting van de tribune die Kickers in de loop van dit seizoen gaat neerzetten. Het is een tweedehandsje, overgenomen van Be Fair uit Waddinxveen.
Het is al met al geen bijster inspirerende setting voor UVS, dat aan twee korte oplevingen genoeg heeft om ook deze wedstrijd eenvoudig tot een goed einde te brengen. Halverwege de eerste helft scoort Shemiel Constancia twee keer, eerst vanuit een tamelijk lastige hoek na het omspelen van Van der Meer en vijf minuten later met een mooie kopbal. Omdat Ronnie Balder weer vijf minuten verder voor de aansluitingstreffer zorgt, blijft het in elk geval op papier nog even spannend. De nummer negen van Kickers profiteert van een fout van Danny de Groot, de doelman van UVS die in het bekerduel met Alphense Boys uitviel met een ogenschijnlijk serieuze knieblessure en bij zijn rentree bepaald geen toonbeeld van rust en vertrouwen is.
Mark Hermenet is een van de mensen die de wedstrijd vanonder een paraplu volgen. Net als De Groot raakte hij vorige week geblesseerd, maar zijn kwetsuur is wel tegengevallen. Een gebroken sleutelbeen zal de linksback voorlopig aan de kant houden.
Met Tim van der Voort als vervanger van Hermenet heeft het in een foeilelijke kleurencombinatie spelende UVS na rust weer een periode van vijf minuten nodig om de achtste seizoenszege veilig te stellen. Een diagonale schuiver van Constancia betekent 1-3, een harde vrije trap van Ronnie Verplancke 1-4.

Kickers '69 - UVS 1-4 (1-2). 18. Constancia 0-1, 23. Constancia 0-2, 28. Balder 1-2, 69. Constancia 1-3, 74. Verplancke 1-4.
Scheidsrechter: De Wit. Toeschouwers: 200.
Kickers '69: R. van der Meer, Van Iperen, Verhoeven, S. van der Hoorn, De Graaf (66. Swier), W. Waasdorp, J. Waasdorp (66. Van Breen), Balder, Hendriks, Straathof, Broers.
UVS: De Groot, Prins, Neuteboom, Onderwater, Van der Voort, Escudero, Verplancke (79. Sebrechts), Van Es (66. Hogeboom), Akhamrane, Constancia (81. Luiten), Van Leeuwen.

Foto: Orange Pictures/Laurens Lindhout

vrijdag 1 oktober 2010

Voor altijd warme band met Auxerre


Hoe vurig hij vanavond ook hoopt op succes voor Ajax, Teemu Tainio zal altijd een warme band blijven voelen met Auxerre, de provincieclub die hij zevenenhalf jaar diende. ,,De mensen daar hebben mij destijds fantastisch opgevangen, ik ben er als mens en als voetballer volwassen geworden en mijn beide kinderen zijn in Auxerre geboren. Plus: ik heb er wijn leren drinken", grapt de Fin, die hersteld is van een hamstringblessure.

Vanuit zijn geboorteplaats Tornio, een stadje van twintigduizend inwoners in de noordelijke provincie Lapland, is het amper twee uurtjes rijden naar de poolcirkel. Teemu Tainio kan smakelijk vertellen over de momenten waarop de Finse winter al weer genadeloos was ingevallen, maar hij als klein ventje de drang toch niet kon weerstaan om met zijn voetbal naar buiten te gaan. ,,Daar speelde ik dan met vriendjes uit de buurt, ook al wees de thermometer twintig of zelfs dertig graden onder nul aan. We waren soms aardig verkleumd als we weer naar binnen gingen, maar dat hadden we er voor over. Daar in Tornio duren de zomers zo kort. Voor je er erg in hebt, is het voetbalseizoen weer voorbij."
De logische keuze voor een jongen uit die contreien is ijshockey, nog altijd sport nummer 1 in Tainio’s vaderland. ,,Ik heb het in mijn jeugd ook gedaan. Als je ook in de winter aan een teamsport wil doen, is er gewoon geen andere keuze. Voetbal is de laatste decennia wel sterk gegroeid, vooral dankzij de prestaties die Jari Litmanen en ook Sami Hyypiä in het buitenland hebben neergezet. Inmiddels spelen er heel wat jongens over de grens, maar voor de nationale ploeg zal het altijd een probleem blijven dat de competitie in Finland zo kort duurt. Een groot deel van de interlands wordt gespeeld als het voetbal bij ons stil ligt." Nog nooit overleefde Suomi de kwalificatiecyclus voor een WK of EK, zoals de ploeg van de Schotse bondscoach Stuart Baxter nu al weer flink achterop ligt in de poule waarin ook het Nederlands elftal acteert.
Teemu Tainio droeg al meer dan vijftig keer het Finse shirt, maar de EK-kwalificatiewedstrijd van vorige week tegen Hongarije liet hij aan zich voorbij gaan. ,,Ik was wel opgeroepen en vind het altijd een grote eer om mijn land te vertegenwoordigen, maar op dit moment was het verstandiger om hier in Amsterdam te blijven, om helemaal fit te worden en me te concentreren op mijn werk bij Ajax." De middenvelder tobde een tijdje met een hamstringblessure, opgelopen tijdens zijn invalbeurt in de UEFA Champions League tegen Real Madrid.


Sinds zijn overgang van Sunderland naar Ajax op de slotdag van de transfermarkt werd bezegeld, verheugt de 30-jarige Tainio zich al op de dubbele confrontatie met AJ Auxerre, de club waar hij zevenenhalf jaar onder contract stond. ,,De loting was al bekend toen ik tekende, dus ik wist wat me te wachten stond. Vandaag en over twee weken zal ik er alles aan doen om Ajax aan overwinningen te helpen, maar los daarvan zal ik altijd een ontzettend warme band met Auxerre blijven voelen. De mensen bij die club hebben mij destijds fantastisch opgevangen, ik ben er als mens en als voetballer volwassen geworden en mijn beide kinderen zijn in Auxerre geboren." En hij heeft er wijn leren drinken, grapt Tainio.
De Fin was net 18 jaar toen hij in Frankrijk arriveerde. Een jaar eerder had hij als speler van de Finse landskampioen FC Haka Valkeakoski een tijdje meegetraind bij PSV en bij Manchester United, maar hij koos er uiteindelijk voor om eerst zijn dienstplicht te vervullen. Na acht zware maanden in het leger bleken de clubs hem nog altijd niet vergeten. ,,Ik kon onder andere naar AC Milan en naar Manchester United, maar daar zou ik in een jeugdteam komen. Ik had een beter gevoel bij Auxerre, waar ik een week heb rondgekeken en meegetraind. Het was een perfecte plek voor een jonge speler om door te groeien."
Niet voor niets heet de club voluit Association de la Jeunesse Auxerroise: vereniging van de jeugd van Auxerre. Tainio: ,,Hun opleiding is fantastisch georganiseerd, een beetje volgens hetzelfde systeem dat ook hier bij Ajax wordt gebruikt. Alle jeugdteams spelen op dezelfde manier, zodat iedereen elkaar begrijpt en de doorstroming optimaal is. Wat dat betreft lijken de twee clubs wel op elkaar. Ze zijn allebei heel bewust bezig met het opleiden van eigen talenten, als basis voor het eerste elftal."
Sinds zijn vertrek in 2005 is hij er nog niet terug geweest, maar Tainio weet zeker dat er heel wat warme omhelzingen zullen zijn als hij over twee weken met Ajax het Stade Abbé Deschamps binnenwandelt. ,,In de huidige selectie van Auxerre zitten nog maar twee spelers die er in mijn tijd ook al bij waren: Jean-Pascal Mignot en Stéphane Grichting. Maar de mensen bij de club ken ik nog allemaal. Ze zijn trots, zoals de hele stad trots is op de voetbalclub. Ga maar na: er wonen veertigduizend mensen in Auxerre en er gaan twintigduizend mensen in het stadion."
Glimlachend verhaalt hij over Guy Roux, de legendarische trainer die Auxerre maar liefst 44 jaar lang onder zijn hoede had. ,,Behalve onze coach was hij ook een soort vaderfiguur, zeker in de begintijd. Het was toch best lastig om je draai te vinden in een omgeving waar niemand Engels sprak. Nu spreek ik vloeiend Frans, maar aanvankelijk communiceerden we hoofdzakelijk met gebaren. Met twee andere jongens woonde ik destijds vlakbij het stadion. Soms klopte de trainer daar zomaar aan en dan ging hij een pot thee zetten voor ons. Een prachtige man."
Dat hij zijn eerste buitenlandse werkgever bijna acht jaar trouw bleef (Tainio kwam in de winterstop van het seizoen 1997-1998 naar Auxerre, na afloop van de Finse competitie), vindt hij zelf niets om van op te kijken. ,,Goed, je ziet het niet veel, dat een profvoetballer zo lang bij dezelfde club blijft. Maar ik had het daar goed naar mijn zin, groeide nog steeds door en we waren als ploeg behoorlijk succesvol. Met Auxerre heb ik twee keer de Franse beker gewonnen en we hebben ook toen Champions League gespeeld. Bovendien zit het verhuizen-om-het-verhuizen helemaal niet in mijn natuur. Als ik ergens goed zit, is het goed."


Zo is het nu zijn insteek om verlenging af te dwingen van de eenjarige verbintenis die hij eind augustus tekende in Amsterdam. ,,Bij elk contract dat ik onderteken, heb ik een plan voor de iets langere termijn. Dat is nu ook zo. Ik wil het hier zo goed mogelijk doen en hopelijk de komende jaren ook nog een bijdrage kunnen leveren aan het team. Dat is lastig in de voetballerij, want je hebt het traject van je eigen carrière niet altijd in de hand. Toen ik in 2005 naar Tottenham Hotspur ging, was dat iets onwerkelijks. De Premier League is voor Finnen het hoogst haalbare en Tottenham was altijd al mijn droomclub geweest. Ik heb er ook een fantastische tijd gehad, met Martin Jol als trainer werden we twee keer vijfde. Maar toen kwam er een andere manager en was er geen plek meer voor mij. Zo is het ook gegaan bij Sunderland, waar na een jaar een nieuwe trainer kwam."
Na een seizoen op huurbasis bij Birmingham City, waar hij mede door blessureleed maar zes keer in actie kwam, besloot Tainio verder te kijken. Een langer verblijf in de Engelse middenmoot was zeker mogelijk geweest, maar toen hij hoorde van de interesse uit Nederland was zijn voorkeur snel duidelijk. ,,De naam Ajax heeft nog altijd een magische klank in Finland, door de dingen die Jari hier voor elkaar heeft gekregen. Feitelijk is iedereen in Finland daardoor nog steeds fan van Ajax. Ik heb dat ook meegekregen. Toen Ajax de Champions League won, was ik vijftien jaar. Om een Fin zoiets te zien bereiken, dat was een enorme inspiratiebron voor een jonge voetballer als ik."
Dat hij later ploeggenoot van Litmanen zou worden bij het nationale elftal, dat kon Tainio toen nog niet vermoeden. ,,We zijn nu gewoon collega’s, in die zin kijk ik niet meer tegen Jari op. Los van wat hij bereikt heeft in zijn loopbaan, zijn we ook compleet verschillende voetballers. Hij is een pure, natuurlijke nummer tien. Terwijl ik het meer van hard werken moet hebben. Ik mocht me graag spiegelen aan Edgar Davids, toen we nog ploeggenoten waren bij Tottenham."